StiPP belegt voor alle deelnemers in twee hoofdcategorieën:
- vastrentende waarden (staatsobligaties, bedrijfsobligaties en hypotheekleningen) met een lagere, maar vaste verwachte opbrengst;
- zakelijke waarden (aandelen en onroerend goed) met een hogere, maar variabele verwachte opbrengst.
Zowel vastrentende als zakelijke waarden kunnen in beleggingswaarde variëren. Zakelijke waarden normaal gesproken meer dan vastrentende waarden.
Waarin we beleggen hangt af van de leeftijd van de werknemer. We beleggen namelijk via een ‘lifecycle’ (een levenscyclus). Voor jongere deelnemers beleggen we meer in zakelijke waarden. We nemen dus wat meer beleggingsrisico, omdat het pensioen van deze deelnemers nog ver in de toekomst ligt. Als een werknemer ouder wordt, bouwen wij het beleggingsrisico in stapjes af. We beleggen dan steeds meer in vastrentende waarden. Ook wordt het risico op een hogere of lagere rente in stapjes afgedekt. Dit zorgt ervoor dat de hoogte van de pensioenuitkering die de deelnemer bij pensionering gaat ontvangen steeds meer vast komt te staan.
Per 1 februari 2025 gaan we de pensioenpremie iets anders beleggen. Lees meer hierover in dit nieuwsbericht.
Video:
We hebben voor uw werknemers een animatie gemaakt om uit te leggen hoe StiPP het pensioen van uw werknemers belegt. Klik op de afbeelding om de animatie te starten. Onder de animatie vindt u per onderdeel uitgebreidere informatie.
Spreiden van beleggingen
In het beleggingsbeleid kiezen we voor een zo goed mogelijke balans tussen risico en rendement. Hierbij beleggen we altijd in verschillende beleggingscategorieën. Zo zijn beleggingen in aandelen en vastgoed risicovoller dan beleggingen in obligaties. Ook spreiden we de beleggingen over regio’s en landen, over verschillende sectoren en over veel verschillende individuele aandelen, obligaties en vastgoedobjecten. Door de beleggingen te spreiden beperken we het beleggingsrisico.
Leeftijdsbewust beleggen
Bij het beleggen houdt StiPP rekening met de leeftijd van de deelnemer. Als de deelnemer nog jong is (en dus nog lang niet met pensioen gaat), dan beleggen we het pensioengeld met meer risico. Zo is er meer kans op een hoger pensioen. Maar ook de kans op een lager pensioen is groter. Het idee is dat de deelnemer voldoende tijd heeft om eventuele tegenvallers goed te maken als hij of zij nog jong is. Hoe ouder de deelnemer is, hoe minder risico we nemen met zijn of haar pensioengeld. Al vanaf 47 jaar bouwen we het risico af. Zo krijgt de deelnemer meer zekerheid over de hoogte van zijn of haar pensioen en voorkomen we dat de verwachte pensioenuitkering kort voor de pensioendatum (fors) daalt. Vanaf het moment dat we minder risico gaan nemen, is de kans op een hoger pensioen ook lager.